Skip to content

Machineveiligheid

Bij machineveiligheid gaat het om het voorkomen van ongevallen met machines en andere arbeidsmiddelen. Denk aan afscherming van bewegende delen van machines, veilig werken met messen en veilige magazijnstellingen. Speciale aandacht is er in de arbocatalogus voor intern transport. De arbocatalogus biedt branche-afspraken en uiteenlopende goede praktijken om machineveiligheid te optimaliseren.

Brancheafspraken

Normen: CE-markering
  • Nieuwe machines zijn voorzien van CE-markering, een conformiteitverklaring en een Nederlandstalige gebruiksaanwijzing en voldoen aan de bepalingen over arbeidsmiddelen in het Arbobesluit.
    Een werkgever kan er niet vanuit gaan dat een CE-markering op een nieuwe machine een garantie biedt op veilige en gezonde werksituaties. Daarom is vóór ingebruikname een zorgvuldige risicoanalyse vereist.
  • Als verschillende machines, met ieder een eigen CE-markering, worden samengesteld, moet de werkgever zorgen voor een nieuwe CE-markering van het samenstel. Dit geldt ook bij ingrijpende aanpassingen van bestaande machines.

Machines van vóór 1995 beschikken niet over een CE-markering, zij moeten voldoen aan hoofdstuk 7 van het Arbobesluit.

  • Vóór de ingebruikname van een nieuwe machine vindt een risicobeoordeling plaats. De werkgever schakelt ter zake deskundige werknemers in en/of een externe veiligheidskundige.
  • Zo’n risicobeoordeling vindt ook plaats voor alle machines die niet eerder zijn beoordeeld en wordt voor alle beoordeelde machines na uiterlijk 5 jaar herhaald. Die herhaling is niet vereist als het bedrijf de risico’s van tussentijdse wijzigingen steeds heeft beoordeeld middels een ‘management of change-procedure’ en als bovendien bij periodieke inspecties en bij gepland onderhoud ook steeds de machineveiligheidsaspecten aantoonbaar zijn beoordeeld.
  • Risicobeoordeling moet ook plaatsvinden als er beheersmaatregelen moeten worden aangepast als gevolg van incidenten, ongevallen, toetsing van de maatregelen, of opgedane ervaringen.
  • Bij de bovenstaande risicobeoordelingen kan gebruik gemaakt worden van VBZ-checklists:
    Checklist A is bedoeld voor eenvoudige, standalone machines;
    Checklist B is geschikt voor complexere, samengestelde machines, installaties en machinelijnen;
    Als gebruik wordt gemaakt van deze checklists brengt de werkgever ter voorbereiding in kaart welke machines in het bedrijf gebruikt worden, en per machine welke checklist daarvoor geschikt is.
  • Veiligheidsvoorzieningen moeten periodiek worden gecontroleerd, conform de aanwijzingen van de fabrikant in de meegeleverde gebruiksaanwijzing, rekening houdend de situationele bedrijfsomstandigheden. Het gaat bijvoorbeeld om veiligheidsvoorzieningen als de werking van de noodstop, de beveiliging van een machine en de remmen van een heftruck. Bij groot onderhoud worden de veiligheidsvoorzieningen altijd gecontroleerd. NB: Deze periodieke check staat los van de wettelijke keuringen.
  • Voor keuringen van machines, apparaten en transportvoertuigen worden de wettelijke eisen gehanteerd.
  • Drukapparatuur met een overdruk van meer dan 0,5 bar moet, afhankelijk van het soort drukapparaat, om de twee, vier of zes jaar gekeurd worden door een door het ministerie van SZW goedgekeurde keurinstelling, dit op grond van de Warenwetbesluit Drukapparatuur 2016 en de Warenwetregeling Drukapparatuur 2016.
Maatregelen
  • Werkzaamheden aan een machine worden alleen zelfstandig uitgevoerd door medewerkers die daarvoor aantoonbaar (intern) zijn opgeleid en daarvoor bevoegd en aangewezen zijn.
  • Bij iedere machine is een digitale of papieren, Nederlandstalige gebruikershandleiding beschikbaar. Die bevat onderhoudsvoorschriften (voor gespecialiseerd personeel) en gebruiksaanwijzing (voor bediening), waarin ook de (rest-)risico’s met bijbehorende beheersmaatregelen zijn beschreven. De handleiding is afgestemd op het kennis- en ervaringsniveau van de doelgroep.
  • Zorg voor periodiek overleg tussen operators en de Technische Dienst. Hierdoor komen eventuele knelpunten bij de bediening van de machine sneller aan het licht en kunnen ze sneller worden verholpen.
  • De werkgever ontwikkelt een procedure voor melding van onveilige situaties veroorzaakt door medewerkers (bijvoorbeeld een SOS-procedure). Hierin neemt hij onder meer op dat een medewerker die een melding doet, binnen enkele dagen een reactie krijgt. Orde en netheid zijn belangrijke voorwaarden voor het verbeteren van veiligheidsprestaties van bedrijven. Hiervoor kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de 5S-methode. Deze methode richt zich op het verbeteren van de organisatie met de werkplek als uitgangspunt.

Lock-out Tag-out Try-out (LoToTo) is een beheersactiviteit die ervoor zorgt dat een machine of lijn voorafgaand aan bijvoorbeeld onderhouds-, schoonmaak- of reparatiewerkzaamheden op de juiste manier worden uitgeschakeld en geïsoleerd van energiebronnen. Vervolgens wordt voorkomen dat tijdens die werkzaamheden de machine ongecontroleerd in werking treedt of dat energie ongecontroleerd vrijkomt (elektriciteit, stoom, lucht, hydrauliek, en dergelijke). Dat kan onder meer door afsluiters en werkschakelaars te vergrendelen op de dichte stand of uitstand, door een zekering te trekken of door een stekker te borgen. Daarbij worden ook markeringen aangebracht. Voordat de werkzaamheden starten, moet bezien worden of het uitschakelen en isoleren van de machine(onderdelen) op de juiste manier heeft plaatsgevonden. Alleen de medewerkers die aan de machine werken, kunnen na de verrichte werkzaamheden de vergrendelingen ongedaan maken.
Een LoToTo-procedure inclusief afgrendelbare afsluiters, werkschakelaars, en dergelijke, is vereist voor machines, installaties en lijnen waar het zicht beperkt is, waardoor het niet meteen te zien kan zijn of er onderhouds-, reparatie-, omstel-, of schoonmaakwerk aan verricht wordt.

Bewegende delen van machines worden voorzien van schermen of veiligheidsinrichtingen die risico’s als knel-, snij- of pletgevaar wegnemen:

  • Materieel: zoals vaste schermen of beweegbare schermen met blokkeerinrichting al dan niet met vergrendeling;
  • Immaterieel: zoals lichtschermen, sensoren, schakelmatten en camerasystemen.

Deze afschermingen zijn zodanig geplaatst dat ze niet eenvoudig te omzeilen of buiten werking te stellen zijn.

Onderstaande aandachtspunten zijn ondergeschikt aan de gebruiksaanwijzing van de hoogwerker, maar kunnen wel aanvullend zijn.

  • Hoogwerkers mogen slechts worden opgesteld op een voldoende stevige ondergrond en moeten tijdens het rijden met geheven last voldoende zijn gezekerd tegen kantelen.
  • De hoogwerker moet zijn voorzien van een opschrift met ondermeer de maximaal toelaatbare werklast. Een hoogwerker mag niet zwaarder worden belast dan de maximaal aangegeven werklast.
  • Hoogwerkers moeten voorzien zijn van voldoende ondersteuning, bijvoorbeeld met stempels met een goede borging.
  • Alle werkplekken op een hoogwerker moeten goed toegankelijk zijn en beschut door een leuning van 1 meter hoog, een tussenregel en een voetlijst. De afstand tussen de leuningen onderling en de voetlijst mag maximaal 47 cm bedragen. Deze beveiliging mag eventueel wegneembaar zijn; dit enkel ten behoeve van in- en uitstappen.
  • Bij kans op aanrijdingen, moeten er afzettingen worden geplaatst (bijvoorbeeld hekken of kegels).
  • Een hoogwerker mag niet gebruikt worden voor hijswerkzaamheden.
  • Alleen handgereedschap en klein materiaal dat niet buiten de werkbak uitsteekt, mag worden vervoerd.
  • Het op andere plaatsen in- en uitstappen dan de onderste positie is verboden.
  • Volg de voorschriften in de gebruikshandleiding over de al dan niet verplichte valbeveiliging. Als valbeveiliging verplicht is, selecteer dan wat voor soort valbeveiliging geschikt is en waar deze aan gekoppeld moet worden. Werk alleen met een valbeveiliging met een CE-markering en na doelmatige instructie.
  • Als de hoogwerker door maar één persoon gebruikt wordt, zorg dan dat er iemand in de buurt is, die in geval van nood kan helpen of hulp in kan roepen.
  • Op grond van een risicoanalyse legt de werkgever vast voor welke werkzaamheden met de hoogwerker valbeveiliging nodig is.
  • De gebruiker dient de hoogwerker dagelijks te inspecteren, daarbij moet worden gelet op:
  • Motor/hydrauliek olieniveau;
  • Accuwaterniveau en bandenspanning;
  • Algemene conditie;
  • Noodvoorzieningen.

    Bij onderhouds-, schoonmaak- en om- of afstelwerkzaamheden moet de machine worden stilgezet. In een uitzonderlijk geval, als het noodzakelijk is om de machine te laten draaien, mag de machine op kruipsnelheid worden gezet. Als hier niet in het ontwerp in is voorzien, mag dit alleen nadat een risicoanalyse is uitgevoerd en de eventuele, aanvullende beheersmaatregelen die hieruit zijn voortgekomen zijn getroffen om risico’s tot een acceptabel niveau te brengen. Zoals de LoToTo-procedure. Leidraad bij deze beheersmaatregelen is bijlage 1 van de Machinerichtlijn.

Hete leidingen en hete onderdelen van machines worden, zo mogelijk, buiten het bereik van medewerkers geplaatst, voorzien van koelribben of anders geïsoleerd dan wel afgeschermd, bijvoorbeeld met een mantel of gaaswerk.

Zie ook de goede praktijken:

Verder worden hete leidingen en machineonderdelen voorzien van waarschuwingspictogrammen.

Hete materialen die door medewerkers worden vastgepakt, laat men eerst zoveel mogelijk afkoelen. Onderhoud-, storings-, en reparatiewerkzaamheden worden zo mogelijk uitgesteld totdat de hitte is afgenomen. Is dat redelijkerwijs niet mogelijk, dan draagt men beschermende kleding.
NB: Zeer koude machineonderdelen komen in de zoetwarensector niet voor.

Er wordt een beleid opgesteld en ingevoerd over hoe medewerkers met welk type (veiligheids)mes moeten omgaan (bijvoorbeeld messen voor het openen van zakgoed of het snijden van wikkelfolie). Zie ook de goede praktijk ‘Veiligheidsmessen’.
Voor het uitsteken van deegkuipen of bakken met kauwgomresten, worden stekers gebruikt (ook wel ‘plamuurmessen’ genoemd). Instrueer medewerkers dat zij daar alleen van zich af steken.

  • Stellingen aangeschaft na 2009 moeten voldoen aan de NEN-normen: NEN-EN 15620, 15629 en 15635.
  • Voor magazijnstellingen van 8,5 meter en hoger dient ook een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.
  • Magazijnstellingen worden voor ingebruikname gekeurd door een deskundige en vervolgens ook bij elke aanpassing die invloed heeft op de sterkte van de constructie. Verder worden ze minimaal eens per jaar gekeurd.
  • Het draagvermogen van de vloer en magazijnstelling zijn op elkaar afgestemd.
  • Het draagvermogen van een magazijnstelling is per onderdeel en in zijn totaliteit vastgesteld. Dit staat aangegeven op de stelling en wordt niet overschreden.
  • De magazijnstellingen zijn verankerd.
  • Stellingstaanders langs de transportroute van hef-of reachtrucks zijn voorzien van een vrijstaande aanrijdbeveiliging van minimaal 40 cm hoogte, die aan de grond is verankerd.
  • De liggers worden beschermd tegen uitlichten, door het plaatsen van veiligheidspennen in de verbinding tussen legger en stellingstaander.
  • Wanneer het gevaar bestaat dat voorwerpen aan de achterzijde uit een stelling kunnen vallen en personen kunnen verwonden, is een doorstootbeveiliging in de stelling aangebracht (schopranden, leuningwerk, palletstops, gaaswanden, valrekken en -roosters).
  • Schades aan stellingen worden direct gemeld aan de verantwoordelijke leidinggevende. Noodzakelijke reparaties of herstellingen worden direct uitgevoerd. Totdat de beschadigde stelling is hersteld en gekeurd, wordt deze met linten afgezet en niet gebruikt.

Minstens eens per maand vindt een inspectie plaats van de magazijnstelling om zichtbare mankementen op te sporen en een prioritering aan te brengen in de te nemen maatregelen. Bijvoorbeeld als onderdeel van een arborondgang.

Bedrijven waarin verkeer met transportvoertuigen plaatsvindt, richten zich in eerste instantie op het verkleinen van een kans op een aanrijding, door:

  • Waar mogelijk elektrisch of motorisch aangestuurde voertuigen te vervangen van door handmatig voortgedreven transportmiddelen. (Zie goede praktijk: Heftrucks vervangen)
  • Voetgangers in rijgebieden de toegang te beperken;
  • Fysieke afscheiding tussen rij- en looppaden aan te brengen. Als dat redelijkerwijs niet mogelijk is, dan wordt de scheiding tussen de looproute en het werkgebied van intern transport door middel van lijnen aangegeven op de vloer, bij voorkeur met verschillende kleuren.

Onoverzichtelijke kruisingen aan te passen.
De voetgangersroutes zijn afgestemd op de verkeersstroom. (Bij normaal loopverkeer is een breedte van 80 – 100 cm voldoende).Voor de afmeting van route voor intern transport geldt:

  • Bij eenrichtingsverkeer is de route minimaal 60 cm breder dan het breedst beladen voertuig.
  • Bij verkeer in beide richtingen is de route mimimaal 90 cm breder dan tweemaal het breedst
    beladen voertuig.
  • Daarnaast stellen bedrijven,waar intern transport plaatsvindt, interne verkeersregels op. Het ‘wegenverkeersreglement’ is daarbij een goed uitgangspunt. De verkeersregels besteden aandacht aan:
    • Rijsnelheden;
    • Voorrangsregels;
    • Loop- en rijroutes;
    • Zebrapaden;
    • Eventueel eenrichtingsverkeer;
    • Eventuele plaatsing van verkeersborden, stoplichten, waarschuwingslichten en (bol)spiegels.

Deuren in transportroutes mogen niet door voetgangers worden gebruikt. Bij dockshelters moet een aparte deur zijn voor voetgangers. Als er achter een deur sprake is van kruisend verkeer, dan moet de deur uitgevoerd zijn als schuifdeur, waarbij een waarschuwing voor naderend verkeer is aangebracht.

Zie ook de Goede Praktijken voor meer technische en organisatorische maatregelen:

Medewerkers mogen alleen als chauffeur op een heftruck, reachtruck, elektrische pomp- of palletwagen rijden als zij een gedegen interne- of externe opleiding hebben gevolgd. De opleiding wordt afgesloten met een vaardigheidstoets. Daarin wordt getoetst of de kennis over het gebruik van het arbeidsmiddel toereikend is en ook of betrokkene voldoende in staat is het arbeidsmiddel in praktische zin te bedienen. In de opleiding komt tenminste aan de orde:

  • De werking van het transportmiddel en het kunnen bedienen daarvan;
  • De werking van de veiligheidsvoorzieningen en het kunnen toepassen daarvan;
  • De grenzen wat betreft belasting van het transportmiddel inclusief het gebruik van
    opzetstukken en andere hulpmiddelen;
  • Praktische oefening van lastbehandeling en rijvaardigheid;
  • De bedrijfsregels en het verkeersreglement, waaronder de maximumsnelheden onder
    verschillende omstandigheden;
  • Vereisten wat betreft controle en onderhoud door de gebruiker
  • Veilig achterlaten van het transportmiddel;
  • De risico’s van lichaamstrillingen en de beschermende maatregelen, waaronder de invloed
    van rijsnelheid en ondergrond op de belasting;
  • Voorkomen van fysieke belasting (ergonomie);
  • Stellingveiligheid (waaronder maximale belastbaarheid en beschadiging);
  • Veiligheidsmaatregelen bij het lossen en beladen van vrachtauto’s (voor zover in de functie
    van toepassing).
  • Jaarlijks wordt in het bedrijf het thema veilig rijgedrag met alle chauffeurs van interne transportmiddelen besproken, gericht op verbetering daarvan.
  • Medewerkers die lopend een elektrische pomp- of palletwagen bedienen, moeten voor het eerste gebruik een uitgebreide veiligheidsinstructie krijgen.
  • Gebruik alleen hoogwerkers die CE gemarkeerd zijn en tijdig worden onderhouden en jaarlijks gekeurd.
  • Alleen een medewerker die aantoonbaar daarvoor is opgeleid, mag een hoogwerker bedienen. Zorg dat de kennis en ervaring van de medewerkers is afgestemd op de gevaren, de werkzaamheden en de omgeving van de werkplek.
  • Volg bij het gebruik van de hoogwerker de daarbij horende gebruiksaanwijzing.

[more]

Onderstaande aandachtspunten zijn ondergeschikt aan de gebruiksaanwijzing van de hoogwerker, maar kunnen wel aanvullend zijn.

  • Hoogwerkers mogen slechts worden opgesteld op een voldoende stevige ondergrond en moeten tijdens het rijden met geheven last voldoende zijn gezekerd tegen kantelen.
  • De hoogwerker moet zijn voorzien van een opschrift met ondermeer de maximaal toelaatbare werklast. Een hoogwerker mag niet zwaarder worden belast dan de maximaal aangegeven werklast.
  • Hoogwerkers moeten voorzien zijn van voldoende ondersteuning, bijvoorbeeld met stempels met een goede borging.
  • Alle werkplekken op een hoogwerker moeten goed toegankelijk zijn en beschut door een leuning van 1 meter hoog, een tussenregel en een voetlijst. De afstand tussen de leuningen onderling en de voetlijst mag maximaal 47 cm bedragen. Deze beveiliging mag eventueel wegneembaar zijn; dit enkel ten behoeve van in- en uitstappen.
  • Bij kans op aanrijdingen, moeten er afzettingen worden geplaatst (bijvoorbeeld hekken of kegels).
  • Een hoogwerker mag niet gebruikt worden voor hijswerkzaamheden.
  • Alleen handgereedschap en klein materiaal dat niet buiten de werkbak uitsteekt, mag worden vervoerd.
  • Het op andere plaatsen in- en uitstappen dan de onderste positie is verboden.
  • Volg de voorschriften in de gebruikshandleiding over de al dan niet verplichte valbeveiliging. Als valbeveiliging verplicht is, selecteer dan wat voor soort valbeveiliging geschikt is en waar deze aan gekoppeld moet worden. Werk alleen met een valbeveiliging met een CE-markering en na doelmatige instructie.
  • Als de hoogwerker door maar één persoon gebruikt wordt, zorg dan dat er iemand in de buurt is, die in geval van nood kan helpen of hulp in kan roepen.
  • Op grond van een risicoanalyse legt de werkgever vast voor welke werkzaamheden met de hoogwerker valbeveiliging nodig is.
  • De gebruiker dient de hoogwerker dagelijks te inspecteren, daarbij moet worden gelet op:
  • Motor/hydrauliek olieniveau;
  • Accuwaterniveau en bandenspanning;
  • Algemene conditie;
  • Noodvoorzieningen.

[/less]

Zie ook de goede praktijken m.b.t. machineveiligheid en intern transport

Back To Top